Gebeden

Psalmen

1

Naar psalm 1

Wat een geluk,
wanneer je iemand bent
die niet wilt opscheppen
en het niet zoekt in sensatie,
die liever eenvoudig leeft
en bescheiden zijn verhaal doet.
Dan ben je een mens
naar het hart van God.
Zo iemand staat sterk in het leven,
stevig geworteld als een boom.
Die is niet omver te krijgen.
Zo iemand houdt stand
en kan tegenslag verdragen.
Vriendelijkheid gaat er van uit.
Wat een geluk
wanneer je zo bent,
want eenvoud is de taal van God.

Adrie Lint
(Uit: Ga met God – gebeden,
parochie Heilige Geest, Rijen 2005, blz. 2)

Naar psalm 1

Gelukkig de mens
die zijn leven
niet met kwaad garneert;
die het niet zoekt
in bedrog;
niet instemt
met laster en leugen.
Gelukkig de mens
die met God gaat
en Hem dag en nacht
voor ogen heeft.
Hij is als een boom
aan het water.
Hij zal niet verdorren,
maar vrucht dragen
wanneer zijn tijd gekomen is.

Peer Verhoeven
(Uit: Ten einde toe,
Gooi en Sticht, Baarn 1994, blz. 99)

Naar Psalm 1

Wat is het goed om dicht bij God te staan
en niet met slechte mensen om te gaan.
Je kunt geen vrienden zijn met wie God haten
en die alleen maar spottend met Hem praten.
Wat is het goed om dicht bij God te staan;
alles te doen wat Hij heeft vóórgedaan.

Net als een groene boom, een mooie plant;
net als de bloemen in het wijde land,
waarvan de geuren naar de hemel stijgen;
die niet verdorren als zij water krijgen;
Zo geeft God water aan zijn dorstig kind,
opdat Hij vást staat, ook bij tegenwind.

Maar wie niet luistert naar de stem van God,
maakt alles wat zo mooi kan zijn kapot.
De mensen, die God en de hemel haten,
zijn straks alleen, door iedereen verlaten.
Wat is het goed om dicht bij God te staan;
alles te doen wat Hij heeft vóórgedaan.

Jelly Verwaal
(Uit: Kindergedichten)

8

Naar psalm 8

God van alle leven, hoe schitterend
is uw kracht, overal op aarde.
De hemel en de sterren
zetten ons in uw licht.
In de ogen van kinderen,
juist van de allerkleinsten,
zien wij uw levenslicht
dat aan alle haat een einde maakt.
Als ik naar de hemel kijk,
het werk van uw handen,
naar de maan en de sterren,
die U daar hebt aangeplakt,
dan vraag ik me af:
de mens is zo klein
en U geeft om hem.
Wat betekent die mens
dat U voor hem zorgt?
Bijna is hij een god,
stralend hebt U hem gemaakt.
Alles hebt U hem geschonken:
het groen van het struikgewas,
de tinten van de herfst,
alle kleuren van de bloemen,
en de dieren, de vogels en de vissen,
alles wat op aarde zijn weg zoekt.
God van alle leven, hoe schitterend
is uw kracht, overal op aarde.

Adrie Lint
(Uit: Ga met God – gebeden,
parochie Heilige Geest, Rijen 2005, blz. 3)

Naar Psalm 8

Heer, onze God, hoe prachtig is uw naam over heel de aarde.
De hemel en de sterren laten zien hoe groot u bent.
Voor U is de stem van kinderen, zelfs van de allerkleinsten,
het wapen waarmee U aan alle haat een einde maakt.
Als ik naar de hemel kijk, het werk van uw handen,
naar de maan en de sterren, die u daar hebt vastgezet.
Dan denk ik: wat is toch de mens dat U om hem geeft?
Wat betekent hij dat U voor hem zorgt?
Hij is bijna een god, zoveel eer en macht hebt u hem gegeven.
U hebt hem aangesteld over alles wat u gemaakt hebt.
Alles hebt u aan zijn voeten gelegd:
de schapen en de koeien, de wilde dieren op het land,
de vogels in de lucht en de vissen in de zee,
alles wat in het water zijn weg zoekt.
Heer, onze God, hoe prachtig is uw naam over heel de aarde.

Bron onbekend,
bewerking Adrie Lint.

Naar Psalm 8

God allemachtig
Hoe kom ik daar in Gods naam toch bij?
Zoveel om me heen is zoveel en zo prachtig
God zal mij bewaren, maar waarom uitgerekend mij?

Miljoenen sterren zwerven en zweven
Ik weet in de verste verte niet waar.
Wat zou je om één klein rotsterretje geven
Dat is de zon alleen nog maar.

En om onze zon tuimelen planeten
Zo’n Mars of Venus, die draaien maar door.
Onze aarde kan je dan wel vergeten
De kleine aarde stelt niet veel voor.

Op aarde zijn bossen, zeeën en rivieren
Er is zoveel dat groeit en leeft.
Hoe komt het dan dat God bij al die dieren
Iets bijzonders met mensen heeft?

Ik ben maar een kind, dat woont in de straten
Van zomaar een stad, ik speel hier vaak.
Wie is God, die het niet kan laten
Te glimlachen als ik een goaltje maak?

God allemachtig
Hoe kom ik daar in Gods naam toch bij?
Zoveel om me heen is zoveel en zo prachtig
God zal mij bewaren, maar waarom uitgerekend mij?

Karel Eijkman

10

Naar Psalm 10

Raakt het U dan niet –
de armen, de zwakken,
op de gemeenste manieren
worden ze overrompeld, klemgezet.
En U,
U houdt U maar afzijdig,
niets merken zij van U.
Hoor hen toch snoeven,
de goddelozen:
wie doet ons wat,
met geen mens, met geen God
hebben wij te rekenen,
God –
er is helemaal geen God.
Laat dit niet doorgaan,
U bent het toch,
God van de ontrechten,
hoe zoudt U hen vergeten,
hún pijn is úw pijn,
hun verdriet is úw verdriet.
Koning bent U,
een God,
de verdrukten koninklijk nabij.

Hans Bouma
(Uit: In de schaduw van de Psalmen,
Uitgeverij Kok, Kampen 2002, blz. 16)

13

Hoe lang nog ? (naar Psalm 13)

Rusten wil ik;
maar, God, in wie?
Vaste bedding zoek ik;
maar waar te vinden?
Dag en nacht ben ik aan het tobben
van ’s morgens tot ’s avonds.
Hoelang moet dit nog duren?
Laat U toch zien
laat van u horen.
Dat mijn ogen niet sterven;
het licht in me niet dooft.
Ik wil er niet onder door gaan,
mezelf niet verliezen.
Op Liefde en Trouw
zal ik mij verlaten,
aan U mij overgeven.
Het zingt in mij.
Alles komt goed.

Peer Verhoeven
(Uit: Rondom de Beker,
Abdij van Berne, Heeswijk 1999, blz. 23)

15

Op je sterkst (naar Psalm 15)

Leven zoals je bedoeld bent,
onverstoorbaar
de aangewezen weg gaan.
Niemand beledigen,
niemand misbruiken,
niemand laten vallen.
Gewoon
beantwoorden aan de verwachting,
mens zijn voor de mensen.
Eén die goed doet,
één die betrouwbaar is,
reisgenoot, onderdak –
op je mooist ben je dan,
op je sterkst,
mens, onwankelbaar mens.
Jij,
je mag thuis zijn bij de Verhevene,
heel gelukkig is Hij met jou.

Hans Bouma
(Uit: In de schaduw van de Psalmen,
Uitgeverij Kok, Kampen 2002, blz. 21)

16

God bewaar mij

God bewaar mij als ik mijn toevlucht bij u zoek.
Die ik mijn Heer noem, staat mij voor ogen,
ik wankel niet, zijn hand houdt mij vast.
Ik zeg tot de Heer, Gij zijt mijn Heer. Gij gaat mij
Te boven, ik kan er niet bij,
maar kies voor degenen die hier op aarde zijn zoals gij.
Niets wil ik weten van hen die betalen met bloed
En offer aan hun idool.
U zal ik erven, u Mag ik drinken, gij zijt mijn lot, vruchtbare grond.
U zal ik loven, gij die mij raad schaft,
Stem in mijn binnenste licht in mijn nacht.
Ik kom tot mijzelf en zonder angst leg ik mij neer:
Gij laat niet toe dat ik val in het niets.
Gij zult mij leren te overleven.
Onder uw ogen leef ik op.
Koesteren zult gij mij in uw hand.
Die ik mijn Heer noem, staat mij voor ogen,
ik wankel niet, zijn hand houdt mij vast.
God bewaar mij als ik mijn toevlucht bij u zoek.

Bernard Huijbers

22

Naar psalm 22

Mijn God, mijn God,
hebt u mij verlaten?
Ver weg bent U,
ver van mijn roepen om steun en hulp.
“O mijn God!” roep ik overdag
en er komt geen antwoord.
Vooral in het donker van de nacht
vind ik geen rust.
God in de hemel,
mijn voorouders hebben op U vertrouwd
en U hebt hen bemoedigd.
Zij hebben tot U gebeden
en U hebt hen bijgestaan.
Maar ik heb maar een simpel geloof
en soms vraag ik mij af:
nemen ze me wel serieus?
Lachen ze niet om mijn geloof?
Als een vroedvrouw hebt U mij
uit de moederschoot getrokken
en veilig aan de borsten van mijn moeder gelegd.
Bij mijn geboorte vingen uw handen mij op,
sinds mijn begin bent U mijn God.
God, blijf mij nabij,
want ik voel me zo benauwd
nu er geen mens is die mij helpt.

Adrie Lint
(Uit: Ga met God – gebeden,
parochie Heilige Geest, Rijen 2005, blz. 7)

23

Vrolijk Schaap

Was ik een schaap,
was hij mijn herder.
Was ik een schaap,
bracht hij mij verder.

Hij wist waar groen grasland was
en fris, helder water.
Wilde ik weglopen
gaf hij mij een tik met zijn stok.
En was ik zoek,
ging hij mij zoeken.
Was ik stom,
ging ik verdwalen,
hij keerde om
om mij te halen.

Ik was niet bang
want hij was bij mij.
Al moesten we langs
smalle enge paden,
ik durfde best,
want leeuwen of wolven
jaagt hij de stuipen op het lijf.
Wie kwaad wil doen
die lacht hij vierkant uit.

Ik voelde mij goed,
kon op hem bouwen.
Ik kreeg weer moed,
had weer vertrouwen.

Hij moedigde mij aan,
maakte mij dapper.
Met hem erbij lukt het mij
alle dagen van het leven.

Was ik een schaap
dan wist ik het wel.

Karel Eykman
(Uit: Waar het om gaat)

Naar Psalm 23

God is het die mij herdert!
en mij niets ontbreken laat;
mij in versgroene oasen weiden laat,
mij rustige/veilige wateren toont,
mij bekomen/helen laat en niet verdwalen:
mekaar bekend/vertrouwd zijn wij;
al moet ik door donkere nachten,
bang ben ik niet (meer),
want dichtbij voel ik je met je staf en je stok;
een feest maak je ervan:
je vult mijn beker, je zalft mijn hoofd, (je wast mijn voeten)
een steeds volle beker, een voortdurende verstreling;
wonen mag ik (en steeds terugkeren) in Jouw intimiteit mijn leven lang.

Walter Bossaert

Naar Psalm 23 – Visioen van hemel op aarde

God, de Heer bepaalt het tempo van mijn werk,
ik behoef mij niet te jachten.
Altijd weer schenkt Hij mij een moment van stilte,
een adempauze, waarin ik tot mijzelf kan komen.
Hij roept dan voor mijn ziel beelden op,
die mij tot rust doen komen en kalmte geven.
Vaak zorgt Hij, dat mij zonder inspanning iets gelukt
en ik kijk er zelf blij verrast van op
hoe vol vertrouwen ik dan kan zijn.
Ik merk wel: het hart kent slechts rust
als men aan deze Heer vertrouwen schenkt.
Al heb ik het veel te druk toch is het niet nodig,
Dat ik mijn innerlijke vrede kwijt raak.
Elk uur en in alle dingen is Hij aanwezig
en daarom verdwijnt de dreiging uit al het andere.
Midden in de drukte van het leven
doet Hij mij vaak iets ervaren, dat moedgevend is.
Dan is het alsof iemand mij een verfrissing aanbiedt
en ineens is daar die innerlijke vrede
en diepe zekerheid geborgen te zijn.
Ik voel dan dat mijn kracht toeneemt,
dat ik mijn evenwicht herwin
en ik mijn dagelijkse werk weer met succes aankan.
Daarenboven is het heerlijk om te weten
dat ik wandel in het voetspoor van mijn Heer
en dat voor nu en altijd
bij hem mijn thuis is.

Hertaling van psalm 23
door de Japanse dichteres Toko Miyaschina

25

Naar U gaat mijn verlangen Heer (naar psalm 25)

Naar U gaat mijn verlangen, Heer,
Heer, mijn God, ik ben zeker van U.
Zoudt Gij ooit mij te schande maken,
neen, voor allen die op U wachten
zijt Gij een goede en betrouwbare God.
Naar U gaat mijn verlangen, Heer,
Heer, mijn God, ik ben zeker van U.
Maak mij, Heer, met uw wegen vertrouwd,
zet mij op het spoor van uw waarheid.
Zendt mij uw licht en uw trouw tegemoet.
Naar U gaat mijn verlangen, Heer,
Heer, mijn God, ik ben zeker van U.
Steeds weer zoeken mijn ogen naar U,
hoe is uw naam, waar zijt Gij te vinden,
eeuwige God, wij willen U zien.
Naar U gaat mijn verlangen, Heer,
Heer, mijn God, ik ben zeker van U.

Huub Oosterhuis.
(Uitgebreider versie in: Vijftig Psalmen,
Ambo, Utrecht 1967, blz. 18)

32

Naar psalm 32

God is niet een mens die in slaap valt.
Je raakt bij hem niet uit het oog.
Hij gaat met je mee en blijft bij je,
zo zeker als je schaduw bij je blijft en je niet verlaat.
Hij bewaart je als de zon schijnt overdag
en ’s nachts als de maan schijnt.
Je raakt niet verloren,
zelfs niet in het duister van het kwaad.
Hij zal je bewaren die je bent: je diepste zelf.
God zal je bewaren in leven en dood,
tot in eeuwigheid.

Bron onbekend

40

Naar psalm 40

je verliest alle grond
steeds dieper zak je weg
onheil zuigt je op –
en ineens dat licht
ineens die hand,
hand die je omsluit
hand die je opbeurt.
je bent weer mens
je voelt weer aarde onder je.
Wat mij is overkomen,
zóveel trouw, zóveel genegenheid –
al mijn kwaad verbleekt er bij.
Men zal het van mij horen,
o ik kom woorden te kort,
lied na lied wijd ik aan Hem.
Hoe dierbaar is God ,
ik ben geheel tot zijn dienst,
Gods wil is wet voor mij,
zielsgraag
beantwoord ik aan Gods
verwachtingen.

Bron onbekend

49

Naar psalm 49

Wie je ook bent en waar je ook woont, luister naar me.
Mensen van de straat, heren op hoge tronen,
arm en rijk, ik heb je iets te zeggen.
Een waarheid diep geworteld welt in mij op.
Waarom je druk maken over machten die bedreigen,
over mensen die in geld alle vertrouwen hebben?
Geluk en leven zijn niet te koop;
voor niemand, hoe vermogend ook .
Geen have en goed, geen kennis of kunde stelt in staat
het graf te ontlopen. Hier valt niets af te kopen.
Wij zijn op genade aangewezen.
Dom en dwaas, wijs en bedachtzaam,
ze gaan allemaal heen en niets kunnen ze meenemen.
Al hebben ze een landgoed op naam,
ze gaan van vader op zoon de weg naar dat verre huis.
Geen mens blijft overeind; het is de loop van de natuur.
Hoe hooghartig ze ook zijn en pochen op zichzelf,
als schapen dragen mensen de dood met zich mee
en dalen af tot ze zijn vergaan.
Er is er maar Eén die kan vrijwaren van de dood.
Maak je dus niet druk over anderen;
hoe prachtig hun huis, hoe groot hun bezit.
Want alles blijft achter, niets gaat er meer.
Niemand houdt het licht in zijn ogen;
iedereen gaat de weg van hen die zijn voorgegaan.
Wie dit niet begrijpt is als de dood.

Peer Verhoeven
(Uit: Rondom de beker,
Uitgeverij Abdij van Berne, Heeswijk 1999, blz. 19)

51

Naar psalm 51

Help me, mijn God.
Nooit komt meer goed wat is gebeurd.
Wat ik heb gedaan, is niet goed te maken.
Ik weet niet hoe het verder zou moeten
en dat is allemaal mijn schuld.
Help me, mijn God.
Wat ik heb gedaan, heb ik U aangedaan.
Wat verkeerd is gegaan, heb ik op mijn geweten.
Ik kan dat niet vergeten, dat blijft maar draaien.
Dat waait niet meer weg uit mijn kop.
Help me, mijn God.
Schrob mij weer schoon met schuurpapier.
Help mij mijn viezigheid wit te wassen
om mij weer helemaal heel te maken
zo, dat je de barsten niet meer ziet.
Help me, mijn God.
Ik ben blut en sta alleen maar rood.
Mijn schulden zijn door geen geld te vergelden.
Ik heb alleen mijn hart aan duizend diggelen.
Meer heb ik niet te bieden, echt niet.
Help me, mijn God.
Geef mij weer een zuivere, heldere ziel
en ik heb niet van U terug.

Karel Eykman
(Uit: Het hoogste woord – bijbel voor kinderen,
De Fontein, Baarn 2003, blz. 156)

52

Naar psalm 52

Ik kan ze niet meer zien die beelden op de tv
met kinderen zo mager als de dood,
en die holle ogen; ze blijven kijken,
ook als je ze niet meer ziet.
En het ergste zijn nog die mensen,
die zeggen dat het niet anders kan
en dat het nooit veranderen zal.
Ik kan die praatjes niet geloven.
In naam van vrede wordt oorlog gevoerd,
in naam van God wordt verdeeldheid gezaaid.
En dan die macht van het grote geld.
Ik kan er niet meer tegen.
Dank je wel, God, U bent mijn richtsnoer.
U bent geen god van wapens en geweld,
geen god van rijkdom en leugens.
Dank je wel, God, om al die mensen
die geloven in vrede en rechtvaardigheid.
Om al die vrouwen en mannen
die blijven vertrouwen op uw liefde.
Dankzij U en hen, blijf ik hopen,
zelfs tegen beter weten in!

Adrie Lint
(Uit: Ga met God – gebeden,
parochie Heilige Geest, Rijen 2005, blz. 11)

61

Naar psalm 61

O God, ik zit weer in een dip!
Alles om me heen is donker en somber.
Mijn kamer is mijn kamer niet meer,
ik voel me een vreemdeling in mijn eigen huis.
Mijn vrienden zijn mijn vrienden niet meer,
het lijkt alsof iedereen tegen mij is.
En U, waar bent U?
Waar is mijn vrolijke inslag van vroeger?
Mijn optimistische kijk op het leven?
Mijn opgeruimde aard, mijn wijde blik?
Waar bent U, God,
trouwe beschermengel van vroeger,
met vleugels, machtiger dan mijn angst?
Vleugels waaronder ik weg kan kruipen,
veilig, als onder een zacht donzen dekbed,
vol warmte en liefde.
Kom hier als U wilt,
met uw vleugels van dons,
en maak me een nest om in weg te dromen.
En als ik dan wakker word, kan ik weer lachen.
Dan kan ik het daglicht weer verdragen.
Dan zing ik uw adem weer uit op de fiets.

Bart van der Nagel
(Uit: Beeldspraak,
Narratio, Gorinchem 2002, blz. 239)

69

Naar psalm 69

O mijn God, haal me er door heen.
Het water staat me tot aan de lippen.
Steeds verder zak ik weg,
voel de grond onder me verdwijnen.
Ik ga ten onder, de stroom sleurt me mee.
Mijn keel is schor geschreeuwd.
Ik ben doodop en mijn ogen zijn blind
van het uitzien naar U.
Ik bid U, kom over mij.
Goed en Trouw. Laat me rusten in U.
Haal me uit het slijk,
laat me niet dieper wegzinken,
niet verder mee sleuren.
Haal me uit de maalstroom, dat duistere diep
en laat geen graf zich boven mij sluiten.
Die God en Goed zijt, laat van U horen.
Kijk me aan en zie hoe het me benauwt.
Kom naar me toe en open het venster.
Ik heb pijn, voel me beroerd;
help me er boven op.
Eeuwig dankbaar zal ik u zijn
en het Uitzingen.
Wat is U meer waard dan dat?
Zij die er getuige van zijn
zullen getroost verder gaan met U,
die ons in pijn niet vergeet
en U neigt naar wie lijden.

Peer Verhoeven
(Uit: Rondom de beker,
Uitgeverij Abdij van Berne, Heeswijk 1999, blz. 13)

73

Naar psalm 73

Trouwe God, in het diepste van mijn hart
blijft U voor mij liefde en hoop voor allen
die niet opgeven en die zich inzetten
voor een rechtvaardige en betere wereld.
Dat blijft mijn meest innerlijke overtuiging.
Wel kost het mij soms moeite
om die hoop vast te blijven houden.
Want eerlijk gezegd, als ik zie
hoe makkelijk en zorgeloos de rijken leven,
dan ben ik soms jaloers.
Het gaat hen immers voor de wind.
Ze hebben alle middelen
om er zo gezond en krachtig uit te zien.
Zonder zorgen, hebben ze geen benul
wat arme mensen moeten doorstaan.
En dan groeit in mij de verleiding
om te zeggen: waarom ik ook niet?
Waarom zou ik ook niet zo’n leven gaan leiden?
Maar, mijn God, dat voelt slecht,
als verraad aan mijzelf,
aan de hoop die U in mijn hart hebt gelegd!
Zou ik zorgeloos gaan leven,
dan kan ik mezelf niet meer in de ogen kijken.
Nee, ik blijf vasthouden aan mijn overtuiging
aan de liefde die U in mij gelegd hebt.
Inderdaad U hebt mij geschapen naar uw beeld
en het vuur van de hoop in mij aangestoken.
Nu weet ik het zeker: ooit zal uw rijk kome.

Adrie Lint
(Uit: Ga met God – gebeden,
parochie Heilige Geest, Rijen 2005, blz. 13)

Naar psalm 73

Verbitterd was ik
en geraakt, gekwetst
tot in mijn ziel;
redeloos, mezelf niet meer.
Wees bij me.
Ga met me hand in hand
en breng me
waar Gij mij hebben wilt.
Zonder U
is er geen hemel;
wat moet ik op aarde
als Gij niet zijt?
Al breekt mijn lichaam
en bezwijkt mijn hart,
Gij zijt de rots
waarop ik bouw;
Gij zijt de toekomst
die mij wacht.
Buiten U
is het geen leven;
voor wie U opgeeft
is alles verloren.
Gij zijt mijn hoogste goed.
In U mag ik rusten
voor eeuwig en altijd.

Peer Verhoeven
(Uit: Rondom de beker,
Uitgeverij Abdij van Berne, Heeswijk 1999, blz. 105)

98

Naar psalm 98

Zingen en spelen,
spelen en zingen –
ik doe niets liever.

Zingen
voor God, schepper
van hemel en aarde –
ik kan het niet laten

Hij vraagt er om
en luistert.

De zee en
alle vissen in het water
vallen mij bij;
de aarde en
al wat adem heeft
doet met me mee;
beken en bergen
bronnen en bomen
stemmen in.

Allen groeten God
en die luistert
Ik weet het zeker.

Peer Verhoeven
(Uit: Meegaand,
Gooi en Sticht Hilversum, blz. 163)

102

Naar psalm 102

Er zullen deze nacht geen sterren zijn,
er is geen maan, ik eet mijn brood met as
en tranen, tranen mengen zich met wijn.
Ik ben geslagen en verdord als gras;
er is geen maan, ik eet mijn brood met as.
Mijn God, keer uw gezicht niet af van mij,
ik ben geslagen en verdord als gras
en alle dagen gaan als rook voorbij.
Mijn God keer uw gezicht niet af van mij:
de lucht is leeg, de weide een woestijn
en alle dagen gaan als rook voorbij.
Er zullen deze nacht geen sterren zijn.

Imme Dros
(Uit: Nieuwe Psalmen,
SUN, Nijmegen 1995, blz. 74)

119

Naar psalm 119 (vav)

Mijn God, mijn God,
ik voel mij op een heerlijk feest
wanneer ik uw vriendschap merk
en over alles in mijn lijf
een diep gevoel van vrijheid komt.
Ik hoef me nu niet te schamen
voor wat ik te zeggen heb
en mijn woorden bieden houvast.
Mijn God, bij alles wat U gemaakt hebt
ervaar ik ruimte
die mij leven doet.
Met uw liefde kan ik alles aan,
leef ik met een ander mee,
heb ik een vriendelijk gebaar of antwoord.
Uw boodschap, uw oproep tot liefde
is de rode draad
van mijn doen en laten geworden.
Ik hef mijn handen op in uw waarheid,
die mijn grote liefde is geworden:
U, mijn God, vlakbij mij.

Adrie Lint
(Uit: Ga met God – gebeden,
parochie Heilige Geest, Rijen 2005, blz. 16)

126

Naar psalm 126

Als God ons thuisbrengt
uit onze ballingschap –
dat zal een droom zijn.
Wij zullen zingen,
lachen, gelukkig zijn.
Dan zegt de wereld:
“Hun God doet wonderen”.
Ja, Gij doet wonderen,
God in ons midden,
Gij onze vreugde.
Breng ons dan thuis
keer ons tot leven
zoals rivieren in de woestijn
die als de regen valt
opnieuw gaan stromen.
Wie zaait in droefheid
zal oogsten in vreugde.
Een mens gaat zijn weg
en zaait onder tranen.
Zingende keert hij
terug met zijn schoven.

(Huub Oosterhuis
Uit: Vijftig Psalmen,
Ambo, Utrecht 1967, blz. 71)

127

Naar psalm 127 en 128

Als God niet mee bouwt aan ons huis,
dan zwoegen we tevergeefs.
Als God niet onze stad mee beschermt,
dan beschermen we tevergeefs.
Tevergeefs sta je dan vroeg op,
zwoeg je tot ’s avonds laat,
en eet je zuur verdiend brood.
Maar kijk, ons huis wordt rijk
en onze onderneming draagt vrucht,
als je respect hebt voor God
en jouw leven wandelt langs Gods wegen.
Dan kunnen we vrij uit eten
van het werk van onze handen

zalig ben je dan
en het gaat je goed!

Adrie Lint
(Uit: Ga met God – gebeden,
parochie Heilige Geest, Rijen 2005, blz. 18)

129

Naar psalm 129

Het kwaad heeft niet het laatste woord
al tiert het welig, oeverloos:
het is als gras dat even groeit,
maar door de zon al snel verschroeit.
Het kwaad heeft niet de heerschappij
al toont het zich machtig, vrij,
kleineert het mensen mateloos:
het gaat ten onder vruchteloos.
Wie vreedzaam voor het goede kiest,
weet dat hij schijnbaar macht verliest,
maar tedere bewogenheid
beschaamt het onrecht, wint de strijd.
Wie kwetsbaar in het leven staan,
zij zullen niet ten onder gaan:
in hen ontwaakt de levenskracht,
die slechts uit God wordt voortgebracht.

Henk Jongerius
(Uit: De letters van uw naam,
Gooi en Sticht, Baarn 1998, blz. 92)

131

Naar psalm 131

Mijn hart is niet hoogmoedig God
Ik hoef geen miljonair te zijn
geen partijleider
geen minister-president
Ik mik niet op hoge posten
ik aas niet op decoraties
Ik heb geen landgoed
geen chequeboek
geen levensverzekering
toch ben ik veilig
als een kind dat slaapt
in de armen van zijn moeder…
Mensen vertrouw op God

Ernesto Cardenal
(Uit: Protest achter prikkeldraad,
Ten Have, Baarn 1970, blz. 50)

Tederheid (naar psalm 131)

De baby rust in zaligheid,
Hij heeft zich moe gedronken.
Ze streelt zijn haar en kust hem zacht:
Hun levens diep verbonden.
De warmte van haar hand
is borg voor zijn bestaan;
In de koestering is God nabij.
Een vader streelt zijn stille kind,
Zijn dromen zijn gebroken.
Hij laat haar los, zo moet het zijn:
Voorbij de dood verbonden.
De warmte van zijn hart
is borg voor haar bestaan;
In de koestering is God nabij.
Mijn hart is niet gesteld op trots,
Ik richt mijn ogen niet te hoog.
Jij streelt mijn huid, ademt zacht:
Mijn ziel met Jou verbonden.
De warmte van jouw Naam
is borg voor mijn bestaan;
Altijd ben Jij in mij.

(Tekst van Robert Kempen, Dennis Koot,
Marcel van Oosten en Willien van Wieringen.
Op muziek gezet door Robert Kempen)

Naar psalm 131

‘n Bedevaartsleed, van David.Mien herte is nich greuts,
ik kiek nich astraant oet de ogen;
ik hoal miej nich gängs met grote zaken,
met wat miej boaven ’t benul geet.
Nee, ik heb miejzölf tot röstbracht,
ik bin stiller wörden,
zo as nen kleanen biej de moder lig,
as zonnen kleanen, zo bin ik.
Zee noar UM oet, Israël,
van now of an veur aaltied.

(In het Twents vertaald door Anne van der Meiden,
voorgedragen door Herman Finkers (16-11-07)

137

Aan de oevers (naar Psalm 137)

Aan de oevers van de vreemde stroom
ver van mezelf
ver van ieder van wie ik hield
zat ik te huilen.
Zelfs mijn gevoel, mijn smaak, mijn oren,
mijn gedachten huilden.
Het huilen luchtte me niet meer op.
Mijn tranen vielen in die stroom in den vreemde
onopgemerkt en verworden tot zoet water.
Ze zeiden me: “Wees toch vrolijk,
dans en zing een liedje van je jeugd,
laat je hart spreken en zing!”
Hoe kan ik zingen, dansen, kleuren zien,
lief zijn, zachtheid voelen?
Ik mis nog liever mijn tong
dan dat ik hier en nu zing,
de dood is me liever dan het leven.
Ik mis nog liever mijn leven
dan dat ik hier
alleen onvervuld verlangen ben.
Wie is het die niets van me vraagt?
Met hem wil ik zingen,
met haar wil ik huilen.
Wie aanvaardt me zoals ik ben?
Wie kan het vuur van ooit
in mij ontdekken en bewaren?
Wie kan mijn dode verlangen beschermen
zoals je kleine groene sprietjes in de lente beschermt?
Ik wou dat iemand al die begrijpende,
eisende, wanhopige therapeuten, ouders,
pastors, verpleegkundigen, artsen
bij de enkels pakte en
hun hoofden verpletterde tegen de rots
aan wiens voet de vreemde stroom stroomt.

Piet Hein van der Veer
(bron onbekend)

139

Naar psalm 139

God, U kent mij; beter dan ik mijzelf ken.
Alles weet U van mij.
U weet waar ik ga of sta,
met al mijn wegen bent U vertrouwd.
Al wat ik wil zeggen, God, U weet het al.
Veilig ben ik, geborgen,
want U hebt mij in uw handpalm gelegd.
Het is zo’n wonder
dat ik het niet kan begrijpen.
Nergens kan ik U ontlopen.
Zou ik opstijgen in de hemel, U bent er.
Zelfs diep onder de grond, in de dood, U bent er.
Al kon ik vliegen waarheen ik wilde
op de vleugels van het licht en zou ik
gaan wonen op het einde van de wereld,
ook dan zou uw hand mij vasthouden.
God, Ik dank U dat ik zo wonderlijk geschapen ben.
Uw schepping ben ik in hart en nieren.
U hebt mij geweven in de schoot van mijn moeder.
Ik was nog niet geboren en U had mij al gezien.
Hoe moeilijk kan ik dat allemaal bevatten
want U gaat mijn begrip te boven.
Peil nu mijn hart, O God, en ken mij.
Wat zal er met mij gebeuren?
U weet wat er in mij omgaat, blijf mij vasthouden
en zie dat ik geen verkeerde weg insla.
Leid mij over de weg die eeuwig is.

Adrie Lint
(Uit: Ga met God – gebeden,
parochie Heilige Geest, Rijen 2005, blz. 21)

Naar psalm 139

God, U kent mij zoals ik ben.
U kijkt diep in mijn hart
en kent mij beter dan ik mezelf ken.
Alles weet U van mij:
waar ik ben, waarheen ik ga,
wat ik doe en wat ik zeg.
U bent zo dicht bij mij
dat als U een mens was
ik uw hand zou voelen op mijn schouder.
U staat achter mij.
U bent ook als een vriend die mij aankijkt.
Het is zo’n wonder
dat ik het niet kan begrijpen.
Zelfs in de dood zijn we nog bij U.
Stel je voor dat ik vleugels had van het licht
en kon vliegen waarheen ik wilde
en op een eenzaam eiland
op het einde van de wereld zou gaan wonen,
ook dan zou uw hand mij vasthouden.
U hebt mij bedacht God,
mij in de schoot van mijn moeder laten groeien.
Ik dank U dat ik geboren ben.
een wonder is het zoals ik geworden ben.
Dat weet ik.
U kende mij al eerder dan mijn eigen vader en moeder,
nog vordat ik mens geworden was.
Ik weet niet wat er met mij gebeuren zal.
U weet het. U kent mijn toekomst.

Johanna Klink

Naar psalm 139

Ik laat mij niet gauw kennen
want zo ben ik niet.
En wat ik wel ben
gaat niemand wat aan.
Zo iemand ligt mij niet
aan wie ik ziel en zaligheid toevertrouw.
Ik weet niet wie dat zou kunnen zijn.
Maar te weten dat er één is
die mij door- en doorheeft
die mij door- en doorziet
die mij doorlicht door merg en been
tot in mijn nieren, tot op het bot
door mij heen, tot in het hart,
zo één, wie zou dat kunnen zijn?
Om dan te weten dat er één is
die mij stilletjes uitlacht
als ik stoer doe, als ik opschep.
Die een hand legt op mijn schouder
als ik me opwind, als ik kwaad ben
of bedroefd en dat niet wil laten zien.
Zo één, zou God dat kunnen zijn?

Karel Eykman
(Uit: Het hoogste woord – bijbel voor kinderen
De Fontein, Baarn 2003, blz. 159)

142

Naar psalm 142

Met mijn stem schreeuw Ik me schor,
op zoek naar mijn God.
Ik stort mijn hart bij hem uit
en God moet mij horen:
Ik ben ten einde raad,
U weet hoe het met mij gaat,
U kent de valkuilen waar ik inloop.
Geen mens kijkt er meer naar mij om,
niemand die zich om mij bekommert.
Nergens kan ik heen,
eenzaam blijf ik roepen.
Daarom schreeuw ik maar tot U:
“U bent mijn toevlucht,
de laatste wijkplaats in mijn leven.
Hoor mijn schreeuwen,
ik ben uitgeput en moe,
trek mij over de streep!
Geef mij weer lucht
en berg mij in uw diepste wezen.

Adrie Lint
(Uit: Ga met God – gebeden,
parochie Heilige Geest, Rijen 2005, blz. 23)

150

Naar psalm 150

Alleluja
Prijst God,
prijst God in heel de onmetelijke kosmos.
Prijst God in het kloppen van mijn hart,
prijst God in de aarde die mij draagt.
Prijst God in de handdruk die ik krijg,
prijst God om alles!
Prijst God met muziek,
prijst God met piano en klarinet,
Prijst God met trommels en met dans,
prijst God met folkmuziek.
Prijst God met gedichten en liedjes,
prijst God met foto’s en films.
Alles wat adem heeft,
prijst God,
alleluja.

Adrie Lint
(Uit: Ga met God – gebeden,
parochie Heilige Geest, Rijen 2005, blz. 24)

Naar psalm 150

Looft God niet meer overal,
zoek hem niet bij macht, getal,
denk hem niet in pracht en praal,
geef hem niet een koningszaal.
Slijp hem van de ronde gulden.
Maak van hem geen topfiguur,
in de wolken, hoog en guur, –
hij bedankt voor al die hulde!
Looft God als de minste mens,
vogelvrij en zonder grens,
ieder ogenblik bedreigd,
leven dat geen aandacht krijgt,
diep miskend en grof bestreden.
Hij hoopt dat er mensen zijn,
die hem zoeken in het klein,
waar hij roept om recht en vrede!

Dorothee Sölle

Deel gerust:

Andere gebeden

Kinderen

DroomIk droom haast nooit,maar als ik droom laat ik mijn wensen uitkomen.Dan droom ik dat ik een vlinder benof een vogel die altijd leeft…..die altijd

Pinksteren – Heilige Geest

Vlam Somsals het donker isen leegin jou.Ontsteek daneen vlammetje van hoopin je binnenste binnen.Hou het brandendtot Gods vuurje hart weer verwarmten je handen opnieuw vultom

Zomer

Dankgebed De vogels zingenen de eekhoorntjes kwetteren in de bomen.Zij loven en danken God,die hun bessen en noten gaf.Laten ook wij zingen:heb dank, God, dank,dat

Winter

Winter In de stilte spreekt Gods woord.In de nacht ontsteekt Zij licht.Als alles dood schijnt, komt het leven.Laat ons waken tot het licht opkomt.en laat