Afscheid van pastor Adrie Lint

(In Lieve Hemel stond het volgende interview met Adrie:)

In 2009 werd Adrie Lint aangesteld als pastoraal werker in de Nazarethparochie. Binnenkort gaat hij met vervroegd pensioen. Op zondag 27 januari 2019 is zijn afscheids-viering in de St. Martinuskerk. Een gesprek met deze bevlogen man.

Adrie Lint is op 16 november 1954 geboren in Wouw in een gezin van zeven kinderen. Zijn vader was onderwijzer en zijn moeder huis-vrouw. Adrie doorliep de lagere en middelbare school in Bergen op Zoom en studeerde daarna theologie en pastoraat aan de Universiteit van Tilburg, welke studie hij in 1981 afrondde.

Hoe ben je tot de beslissing gekomen om uw werk in dienst te stellen van God en daarmee voor de katholieke kerk?
Een beslissing kun je het eigenlijk niet noemen. Al van jongs af aan voelde ik, wist ik, dat ik pastor wilde worden. Dat gevoel werd alsmaar sterker, mede door het voorbeeld dat ik had van de paters (SCJ) waar ik les van kreeg op de middelbare school. Ik wilde mensen helpen dichterbij God te komen. Ongetwijfeld heeft mijn opvoeding in een liberaal katholiek milieu daar ook aan bijgedragen.

Je bent nu 38 jaar pastoraal werker in verschillende parochies. Hoe heb je dat ervaren en is er in de loop van deze jaren een mentaliteitsverandering opgetreden?
De maatschappij is individueler en anoniemer geworden. We leven meer naast elkaar, wat het voor de kerk moeilijker maakt om mensen te bereiken en te ‘raken’. De kracht van de kerk is dat zij gemeenschap is en dat botst met onze cultuur die sterk op het individu is gericht.
Bovendien is, zeker de laatste 20 jaar, de Nederlandse kerkprovincie zich steeds meer gaan richten op binnenkerkelijke zaken. Vroeger waren er in ons bisdom actieve arbeidspastores, jongerenpastores en pastores voor kerk en samenleving werkzaam. Nu heb ik de indruk dat onze kerk in Nederland zich te veel bezig is gaan houden met kerkelijke regeltjes, vieringen, bedevaarten. Maar andere contacten buiten de kerk worden weinig actief benaderd. Het zou mijns inziens goed zijn om contacten te leggen binnen het onderwijs, te beginnen bij de basisscholen.
Uit gesprekken die ik met jongeren heb blijkt dat zij de verhalen en rituelen van de kerk slechts heel basaal of helemaal niet meer kennen. Toch zijn zij nieuwsgierig naar diezelfde verhalen en rituelen en merk ik dat de kerk wel degelijk indruk op hen maakt’

Op je werkkamer in het parochiehuis in Princenhage hing een spreuk: Gelooft God nog in ons? Ook wanneer je daar het kindermisbruik in de kerk bij betrekt. Persoonlijk vind ik dat een doordenkertje dat de vraag oproept: Gelooft u, geloven wij nog in God?
Ongetwijfeld heeft de publiciteit over kinder-misbruik de katholieke kerk geen goed gedaan. Logisch, want het is afschuwelijk wat kinderen is aangedaan: een diep triest gebeuren. Het is terecht dat kerken in Nederland zich daar verantwoordelijk voor voelen. En natuurlijk komt kindermisbruik in alle geledingen van de maatschappij aan het licht. Maar dat maakt het misdrijf niet minder erg.

De vraag rijst: Waar zie je wat de katholieke kerk betreft ‘lichtpuntjes’?
Op dit terrein is de kerk opener geworden, want misbruik wordt nu meteen aangegeven. Dat komt mede doordat de kerk op wereldschaal hiermee geconfronteerd is. Het heeft de Nederlandse kerk moeite gekost, maar nu heerst er een redelijke openheid. Het blijft echter beschamend voor een kerk die Gods Liefde wil preken.

In je persoonlijk leven heb je het nodige meegemaakt. Nu zit je vanwege je ernstig zieke vrouw weer in een heel moeilijke periode. Waar put je kracht uit?
Mijn zorgen kan ik bij God of Maria wegleggen. Niet om ze ter verantwoording te roepen, maar om met hen te delen. God leeft met mij mee. God huilt met mij mee, is ook aangeslagen. Dat troost mij. Kracht put ik ook uit gesprekken met parochianen en mensen die op verschillende manieren met je meeleven en kaarsjes voor je opsteken. Dat sterkt je.

Hoe zie je de toekomst van de beide parochies die per 1 januari gaan fuseren tot de Parochie H. Heilige Maria Magdalena?
Een fusie was sowieso onvermijdelijk. De positieve kanten zijn dat krachten in groter verband gebundeld kunnen worden. Denk aan financiën, personele bezetting en administratie. Ik zie ook wel negatieve kanten zoals de schaalvergroting. Het persoonlijke contact moet behouden blijven. Een kerkgemeenschap moet ook op de samenleving betrokken blijven: het geloof van Jezus uitdragen. Zoals Maria Magdalena deed: zij was de apostel van de hoop.

Hoe kijk je terug op je tijd in de Nazareth-parochie?
Ik heb die als zeer prettig ervaren. Ook heel divers door het werken in parochies met verschillende achtergrond. Zo waren de pastorale vragen in het buitengebied heel anders dan bijvoorbeeld in Princenhage. Kort en krachtig gezegd heb ik met plezier voor en met u gewerkt. Ook de prettige samenwerking met collega’s heb ik als zeer positief ervaren.

Heb je nog een ‘boodschap’ voor ons?
Mensen hebben er lef en moed voor nodig om zich open te stellen voor het feit dat er veel meer is tussen hemel en aarde dan dat wij ons realiseren kunnen. Durf jezelf daar voor open te stellen! Heb de moed om jezelf te verwonderen dat leven een groot Geheim is.
Het woord geloven komt van het Latijnse credo. Cordare betekent letterlijk ‘je hart geven’. Willen wij ons hart aan God geven? Zoals ik al zei, is er moed voor nodig om dingen te geloven die je niet kunt plannen en niet kunt regelen. De samenleving denkt immers alles te kunnen organiseren, maar zij is teleurgesteld en boos bij tegenslag en als dat niet lukt. Dan wordt God ter verantwoording geroepen: waar was u, waarom heeft u dit laten gebeuren?
Ik heb er het volste vertrouwen in dat mensen -al is de manier waarop zeker ook cultureel bepaald – altijd in God zullen blijven geloven. Het mooie van de kerk is, dat we elkaar als gemeenschap nodig hebben en ondanks uiteenlopende achtergronden saamhorigheid mogen beleven. Leef om te willen ervaren dat er een God van Liefde voor jou is”.

Wij danken je hartelijk voor dit fijne gesprek en wensen je – samen met je vrouw en zoon Wannes – een hoopvolle toekomst.

Helma Raaymakers.