Winter
In de stilte spreekt Gods woord.
In de nacht ontsteekt Zij licht.
Als alles dood schijnt, komt het leven.
Laat ons waken tot het licht opkomt.
en laat ons bidden.
Laat ons al wat verkild is
genezen met tederheid.
Laat ons hopen
ook tegen beter weten in.
En laat ons bidden.
Laat ons stiller leven.
Er is rijkdom in het verzaken.
Wat afsterft is bron van leven.
Laat ons bidden.
In alles bent U: God met ons.
In licht, in duisternis,
in leven, in dood.
Met U gaan wij de dag tegemoet.
(Naar Frans Cromphout)
Gebed
Wanneer ik zie
hoe in de lente
alles zich opent
en tooit als nieuw,
wanneer ik zie
hoe in de herfst
alles afvalt en
stil in slaap raakt,
wanneer ik zie
hoe in de winter
dor en dood
maar schijn zijn,
dan krijgt U, mijn God,
gezicht voor mij.
U die bent bij mij,
U die blijft met mij.
Amen.
(Peer Verhoeven.
Uit: Ingebed, Gooi en Sticht, Baarn 1995, blz. 72)
Wat wordt de tijd?
De tijd ligt voor ons:
lang of kort, niemand kan het weten.
Wat wordt de tijd, ons toegemeten?
Jagen en vlinderen,
achter alles aan en met van alles mee?
Of leven in U God,
met alle zoet en zuur.
Wat worden de dagen, ons gegeven?
Verloren in de slommer van alledag,
ten onder gaan in wat ons overkomt?
Of rusten in U God, hoe dan ook,
vertrouwen op U in lief en leed.
U God, bid ik:
blijf de volle smaak van ons bestaan,
altijd de open horizon van onze tijd.
Gij, de Eeuwige, die met ons gaat.
Amen.
(Peer Verhoeven.
Uit: Ingebed, Gooi en Sticht, Baarn 1995, blz. 23)